Mensen hebben graag houvast, willen duidelijkheid. Zodra zich onzekerheden aandienen, proberen we die zo snel mogelijk te verkleinen. Vooral in westerse samenlevingen zit dat ingebakken in de cultuur, is het een gewoonte geworden. Beleidsmakers spannen in dat opzicht de kroon: ze zoeken voortdurend naar mogelijkheden onzekerheden te verkleinen. Of in elk geval de indruk te wekken dat onzekerheden worden verkleind. ‘Alles is onder controle’. In de afgelopen tijd hebben we dat in de omgang met het Coronavirus mogen ervaren. Tóch is het niet altijd verstandig om onzekerheden te willen verkleinen. Ruimte geven aan onzekerheid draagt bij aan betere besluiten.
In mijn proefschrift ‘Ruimte voor onzekerheid’ (zie kader) laat ik zien wat er misgaat wanneer beleidsmakers zich bij ruimtelijke plannen te veel richten op het zo snel mogelijk verkleinen van onzekerheden. Dat doen ze bijvoorbeeld door via onderzoek nut en noodzaak van het door hen bedachte plan aan te tonen, en daarbij weinig oog hebben voor alternatieven. Dat streven naar ‘certainification’ blijkt een groot risico met zich mee te brengen. Het leidt tot polarisatie: voor- en tegenstanders komen tegenover elkaar te staan. Het is vervolgens erg lastig om tot een breed gedragen besluit te komen. Beleidsmakers bereiken eigenlijk het tegenovergestelde van wat ze willen. Onzekerheden worden eerder groter dan kleiner. Ik noem dat het ‘boemerangeffect’. Zo leidt de inzet van onderzoek vaak tot een discussie over cijfers, een ‘rapportenoorlog’, die onzekerheden eerder vergroot dan verkleint.
Ik pleit er dan ook voor dat beleidsmakers uit hun reflex van onzekerheidsreductie komen, en meer ruimte geven aan onzekerheid. Hoewel dat dus tegenintuïtief is, en het een verandering van gewoonten betekent. Meer ruimte voor onzekerheid betekent allereerst dat beleidsmakers ruimte geven aan de ideeën en plannen van andere betrokkenen. Ze moeten de besluitvorming niet te snel ‘trechteren’ tot het uitwerken van één alternatief. Daarnaast betekent meer ruimte voor onzekerheid dat er bij de uitwerking van een (ruimtelijk) plan oog is voor onzekere ontwikkelingen. In mijn onderzoek zie ik dat een ogenschijnlijk adaptieve aanpak door beleidsmakers vooral wordt ‘misbruikt’ om toch weer onzekerheden te verkleinen. Zo wordt niet voor een gefaseerde aanpak gekozen om in te kunnen spelen op onzekere ontwikkelingen, maar om tot een politiek-bestuurlijk akkoord te kunnen komen en nú te kunnen starten.
Mijn pleidooi voor meer ruimte voor onzekerheid kan concreet invulling krijgen via ‘joint fact finding’. Daarin wordt samen met betrokkenen nagegaan welke alternatieven worden onderzocht, en welke onzekerheden ontwikkelingen meegenomen moeten worden in het onderzoek en bij de uitwerking van het (ruimtelijke) plan. Ik ben er van overtuigd dat joint fact finding mét ruimte voor onzekerheid bijdraagt aan het komen tot een breed gedragen besluit, en op die manier bovendien beter wordt ingespeeld op onzekere ontwikkelingen. Op naar betere besluiten!
Proefschrift ‘Ruimte voor onzekerheid’: onderzochte projecten en onzekerheden
In mijn promotieonderzoek heb ik het besluitvormingsproces van drie ingrijpende Overijsselse ruimtelijke projecten bestudeerd: de herinrichting van de provinciale weg N340 tussen Zwolle en Ommen, de aanleg van de bypass van de IJssel bij Kampen als onderdeel van het programma Ruimte voor de Rivier, en de zoektocht naar een nieuwe invulling van vliegveld Twente na het vertrek van Defensie. Beleidsmakers worden in deze projecten geconfronteerd met veel onzekerheden. Zo is onzeker hoeveel auto’s er over tien, twintig jaar over de N340 rijden, en hoeveel water er dan door de IJssel stroomt (‘cognitieve onzekerheid’). Maar is ook onzekerheid over wat we over tien, twintig jaar belangrijk vinden (‘normatieve onzekerheid’): hebben we dan vooral aandacht voor het economisch belang van een luchthaven, of benadrukken we vooral de negatieve effecten van de luchthaven voor bijvoorbeeld omwonenden en de natuur? Ten slotte is er onzekerheid over handelen van andere betrokkenen (‘strategische onzekerheid’). Beleidsmakers van de provincie Overijssel zijn voor de herinrichting van de N340 bijvoorbeeld afhankelijk van de keuzes die het Rijk maakt voor de aansluitende A28.
In een korte video licht Klaas Veenma zelf zijn proefschrift toe: https://www.youtube.com/watch?v=bpMqEHquAew
Geschreven door: Klaas Veenma.